— Je bent geen vrouw, maar een last! Vertrek morgen! — verklaarde de man, niet wetend dat hem ’s ochtends een verrassing te wachten stond.

— Daarheen waar Tamara Petrovna morgen ook heen gaat, — antwoordde Natasha droog. — Ik heb je broer Andrej gebeld. Ik heb hem alles verteld. Over hoe jij en je moeder van plan waren mij eruit te gooien voor zijn huwelijk. Hij stelde jullie “edelmoedigheid” niet op prijs. Weet je wat hij zei? — Natasha draaide zich om, haar ogen fonkelden van ijskoude woede. — Hij zei: “Laat moeder en Igor oogsten wat ze gezaaid hebben. Mijn huwelijk begint niet met bedrog.”

Een klap. De tweede klap.

Andrej, voor wie de woning zogenaamd werd “vrijgemaakt”, weigerde hun hulp. Hij zag er geen zorg in, maar laagheid. En daar stonden ze: Igor en zijn moeder. Met z’n tweeën. Zonder woning. Zonder bondgenoten. Want geld en manipulaties konden geen menselijke relaties kopen.

Om drie uur ’s middags stond Natasha in de deuropening. Achter haar — de slotenmaker. Voor haar — Igor. Hij sleepte zijn reistas. Een kleine, want de meeste spullen had ze al in de gang gegooid om geen tijd te verspillen aan inpakken.

— Ik kom mijn zoon blijven zien, — fluisterde hij, terwijl hij naar haar nieuwe, onbereikbare ogen keek.

— We zullen zien. Via de rechtbank. En alleen wanneer ík het bepaal, — antwoordde Natasha. — Ik zal voor jou geen last zijn, Igor. En jij… jij bent niet langer mijn baas.

Ze deed de deur achter hem dicht. Zonder geschreeuw. Zonder tranen.

De hele volgende week verschenen er berichten in hun voormalige gezamenlijke chat over hoe Igor en Tamara Petrovna naar woonruimte zochten. Ze werden ondergebracht bij verre, ontevreden familieleden, waar de schoonmoeder niet kon heersen. En waar Igor, beroofd van zijn moeders schild, veranderde in een voortdurend geïrriteerde, gebroken man. Hun relatie, gebouwd op gezamenlijke macht over Natasha, stortte in nu die macht verdwenen was. Ze bleven achter met niets anders dan hun eigen woede en machteloosheid.

En Natasha? Zij stond in de keuken. Haar keuken. Buiten dwarrelde zachte sneeuw. Ze keek naar de lichtjes van de straatlantaarns en drukte haar slapende zoon tegen zich aan.

Voor het eerst in jaren voelde ze geen angst, maar rust. Ze hoefde niet meer te verdragen, niet meer te dienen, niets meer te moeten. Ze leefde.

Natasha pakte haar telefoon. Ze stuurde een bericht aan de jurist: “Dank je. Nu wil ik een scheiding aanvragen en alimentatie.”

Ze hoefde zich niet langer te verstoppen. Ze hoefde niemand meer te pleasen. Ze had haar fort veroverd.

Igor, die haar met de woorden “Vertrek morgen!” had willen weggooien, kon niet vermoeden dat juist morgen híj uit háár leven zou worden gegooid — voorgoed.